Bron: https://www.nemokennislink.nl/publicaties/hoe-armoede-de-hersenontwikkeling-verstoort/
Auteur: Mariska van Sprundel
Kinderen die in armoede opgroeien doen het slechter op school. Maar waarom? Neurowetenschappers wijzen naar de hersenontwikkeling. Armoede is stressvol, en dat heeft een negatieve invloed op de vorming van het brein.
Dat armoede niks goeds betekent voor de perspectieven van een kind wisten we al. Kinderen van ouders met een laag inkomen halen over het algemeen slechtere cijfers op school en hebben vaker leer- en geheugenproblemen. Hun IQ ligt gemiddeld 13 punten lager dan dat van kinderen met rijke ouders. Hoe langer kinderen in armoede leven, hoe groter hun academische achterstand wordt. De verschillen werken veelal door tot in de volwassenheid: later in het leven hebben ze vaker slecht betaalde banen en een lager opleidingsniveau. Wat zit daarachter? Op welke manier zorgt armoede voor een kloof in cognitieve vaardigheden?
Sinds de hersenwetenschap zich er mee begon te bemoeien heeft het bewijs zich opgestapeld: MRI-scans laten zien dat de hersenstructuur zich bij arme kinderen anders ontwikkelt. Het lijkt er sterk op dat inkomensongelijkheid terug te zien is in het brein, waarbij arme kinderen aan het kortste eind trekken.
Een MRI-scan van een kinderbrein met in roze de hippocampus. Bij arme kinderen met ouders die niet erg verzorgend zijn is de hippocampus over het algemeen kleiner.
Vroege levensstress
De onderzoeksgroep van kinderpsycholoog Seth Pollak van de Universiteit van Wisconsin-Madison was een van de eersten die ‘onder de motorkap’ keek. In 2014 deed hij een studie met 128 Amerikaanse kinderen van rond de twaalf jaar oud, die op jonge leeftijd te maken hadden gehad met lichamelijk misbruik of verwaarlozing, of die uit een gezin kwamen met een lage socioeconomische status (SES).
Pollak en collega’s maakten MRI-afbeeldingen van de hersenen. Die scans vergeleken ze met die van kinderen uit de middenklasse die zonder narigheid opgroeiden. Wat bleek? Bij kinderen die narigheid meemaakten was de amygdala, een hersengebied voor emotieverwerking, kleiner dan bij de andere kinderen. De mishandelde en arme kinderen hadden ook een minder grote hippocampus, een gebied dat belangrijk is voor leren en geheugen. De vraag die bij dit soort studies altijd opkomt is: hebben die veranderingen betekenis? Het feit dat de afwijkingen samenhingen met gedragsproblemen in dezelfde individuen suggereert van wel.
Eigenlijk is het geen verrassing. We weten al een tijdje dat levenservaringen van het kind belangrijk zijn voor de vorming van hun brein. Tijdens de eerste duizend dagen uit het leven, zwangerschap inbegrepen, worden de hersenen in rap tempo aangelegd. In deze ‘gevoelige’ periode is het brein erg kwetsbaar voor verstoring. Of het nou gaat om armoede, verwaarlozing, oorlog, misbruik of ondervoeding: het zijn stuk voor stuk ervaringen die chronische stress opleveren. En stresshormonen richten schade aan in het brein.